Hoofdstuk 25
IN DE BENAUWDHEID
“Toen riepen zij tot de HERE in hun benauwdheid, en Hij voerde hen uit hun angsten”.
"Hij sprak en deed een stormwind opsteken."
Er zijn dus stormen in het leven van een kind van God die niet door de duivel of door de zonde komen. God brengt je op die plaats voor Zijn heilig doel, om je geloof te testen. Hij brengt je op die plaats totdat je leert om volledig op God te vertrouwen wat er ook gebeurt.
Bij Israël zien we dat keer op keer en ze faalden telkens weer. Denk aan de plaats genaamd Pi-Hachiroth bij de Rode Zee. God Zelf bracht hen daar en sloot Zijn volk in. De zee was voor hen, links en rechts waren bergen en Farao’s leger was achter hen. Ze konden geen kant meer op, en dat, terwijl ze de belofte hadden van het beloofde land. God ging voor hen uit met een vuurkolom des nachts en een wolkkolom des daags. God Zelf bracht hen dus in de plaats der benauwdheid. God brengt u op de plaats der benauwdheid omdat Hij wil zien of u Hem vertrouwt, want Hij heeft in Zijn hart reeds lang maatregelen getroffen om u te helpen. Hij wist allang dat Hij een weg zou banen door de Rode Zee. Toch wacht God vaak tot op het laatste moment om te zien wat wij zullen doen, of we Hem vertrouwen of niet. Hij wil zien of we ons leven in Zijn hand durven leggen, door te zeggen:
“Kom ik om, dan kom ik om, maar ik zal op God vertrouwen!”
Drie dagen nadat ze door de Rode Zee waren getrokken, kwam Israël weer in de benauwdheid. Er was geen water. Ze hadden dorst in die hete woestijn. Eindelijk vonden ze water te Mara, maar ze konden het niet drinken, want het was bitter. Mozes kreeg de schuld.
“Je hebt ons hier gebracht om te sterven!”
Maar God had allang een plan. Er stond een boom bij het water en God zou het hout van die boom gebruiken om het bittere water zoet te maken. Die boom stond daar al jaren en God wist dat Hij eenmaal die boom nodig zou hebben om Zijn volk uit de nood te redden.
Er was nog een boom waarvan God wist dat Hij dat hout nodig zou hebben. Zijn eniggeboren Zoon zou daaraan sterven om ons het leven te geven.
Weer kwam het volk in benauwdheid en weer werd het volk boos op God en op Mozes. Weer was er geen water. Nadat ze de plaatsen Pi-Hachiroth en Mara achter zich hadden gelaten, bracht God hen bij de plaats Rafidim. Weer wachtte Hij met het geven van water om te zien wat ze zouden doen; weer faalden ze.
God wist iets wat zij niet wisten, namelijk dat ze op een onuitputtelijk reservoir van water stonden dat 38 jaar met hen mee zou reizen om hen in de woestijn voortdurend van water te voorzien.
God heeft een plan voor uw probleem en voor uw ellende en God is bij machte om het wonder te doen!
Israël dacht echter niet aan al die wonderen die God reeds had gedaan.
U zegt misschien:
“Als God dit of dat bepaalde wonder doet, zal ik nooit meer twijfelen”.
Maar hoe zit het dan met al die wonderen die God reeds in uw leven heeft gedaan? Wonderen geven u dus niet het vaste vertrouwen in God. Als je op die plaats van benauwdheid komt kun je slechts twee dingen doen: je vertrouwt op God of op de mens voor je redding.
God zegt echter:
“Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt”
(Jeremia 17:5).
"Laten wij ons vertrouwen op God stellen. Hij alleen is bij machte om in al onze behoeften naar Zijn rijkdom heerlijk te voorzien, in Christus Jezus"
(Filippenzen 4:19).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten