24.6.11

Hoe stom zie ik er uit????

Gisteren in de krantenwinkel begroette Gunther mij, zoals gewoonlijk, met de volgende woorden: "Dag Reinie, wat een mannelijke naam!"

Gunther speelt namelijk mee in een toneelvereniging en in het laatste toneelstuk speelde hij 'Rein' en zijn tegenspeelster zei dus tegen hem: "Rein, wat een mannelijke naam!"

Na deze dagelijkse begroeting roept Gunther vaak nog iets op theatrale toon en dan moet ik antwoorden met een zinnetje uit het toneelstuk, alsof ik de tekst ook uit mijn hoofd heb geleerd.... Gisteren zei hij: "Hou je van Bach?" En ik wist echt niet meer wat er geantwoord werd in het toneelstuk, dus ik zei: "Bach? Wasda? Een nieuw merk diepvriesfrieten ofwa?" Waarop Gunther weer zei: "Hou je van Bach?" En ik zei: "Ma jong, ik weet het antwoord niet meer hoor, laten we het even andersom doen. Hou je van Bach?"

Toen zei een meneertje dat naast me stond heel beleefd: "Mevrouw, Johannes Sebastiaan Bach was een componist en hij leefde van  1685 - 1750..."

Ik draaide me verschrikt om en zei: "Maar meneer, ik weet wel wie Bach was hoor, Gunther heeft meegespeeld in een toneelstuk en nou denkt hij dat ik het van buiten ken en ik weet het antwoord uit het toneelstuk dus niet meer op de vraag of ik van Bach hou. Ik weet wel wie Bach was hoor, echt wel! Gelukkig wel, stel je voor..."

Het meneertje zei: "Oh..."

En ik liep met een rooie kop de winkel uit, terwijl Gunther probeerde zijn lachen in te houden...

Hoe stom zie ik er uit?????

10.6.11

WC (deel 6 geloof ik)

Dit soort bordjes hing er vroeger vaak in een w.c.

En bij ons thuis werd er ook heel hard op gelet. Als mijn broers de bril niet omhoog hadden gedaan, kregen ze op hun kop hoor!

Maar wat is dat nou tegenwoordig? Nu moeten de mannen ineens de bril weer omlaag doen, (liefst nadat ze klaar zijn hoop ik:-)) uit hoffelijkheid tegenover de vrouwen...

Ik vind alles best hoor, maar dan moeten de vrouwen de bril ook weer omhoog doen als ze klaar zijn, uit hoffelijkheid tegenover de mannen...

Of zie ik het nou weer helemaal verkeerd????

Oh, en voor wie zegt dat het gezonder is voor mannen om zittend te plassen, de volgende preek :-)


7.6.11

Psalm 73


Een psalm van Asaf.


Ja, God is goed voor Israël,
voor wie zuiver zijn van hart!
Toch had ik bijna een misstap begaan,
bijna waren mijn voeten uitgegleden,
want ik keek met afgunst naar de dwazen,
benijdde het geluk van wie kwaad doen.


Tot hun dood blijven zij voor ziekte gespaard,
hun buik is goedgevuld,
aardse kwellingen kennen zij niet,
het lijden van anderen gaat aan hen voorbij.


Daarom is hoogmoed hun halssieraad
en bedekt geweld hen als een mantel,
hun ogen puilen uit het vet,
van eigenwaan zwelt hun hart.


Ze spotten, spreken kwaad
en dreigen vanaf hun hoge zetels,
ze zetten een mond op tot aan de hemel
en hun tong roert zich overal op aarde.


10 Daarom lopen de mensen achter hen aan,
drinken hun woorden in als water
11 en zeggen: ‘Hoe zou God iets weten?
Heeft de Allerhoogste een antwoord?’
12 Zo zijn de goddelozen ten voeten uit,
ze verrijken zich, onverstoorbaar.


13 Ja, vergeefs hield ik mijn geweten zuiver
en waste ik mijn handen in onschuld!
14 Want ik werd gestraft, dag aan dag,
en geslagen, elke morgen weer.


15 Maar zou ik spreken als zij,
ik pleegde verraad aan Gods kinderen!
16 Dus bleef ik nadenken, ik wilde weten
waarom – het was een vraag die mij kwelde,
17 tot ik Gods heiligdom binnenging
en mij hun einde voor ogen bracht.


18 Ja, u zet hen op een glibberig pad
en stort hen in een diepe afgrond.
19 In een oogwenk is het met hen gedaan,
hun ondergang, hun einde is een verschrikking.
20 Ze zijn als een nachtmerrie na het ontwaken, Heer,
bij het opstaan verjaagt u ze als beelden uit een droom.


21 Zolang ik verbitterd was,
gekwetst van binnen,
22 dom en dwaas,
was ik bij u als een redeloos dier.


23 Maar nu weet ik mij altijd bij u,
u houdt mij aan de hand
24 en leidt mij volgens uw plan.
Dan neemt u mij weg, met eer bekleed.


25 Wie buiten u heb ik in de hemel?
Naast u wens ik geen ander op aarde.
26 Al bezwijkt mijn hart en vergaat mijn lichaam,
de rots van mijn bestaan, al wat ik heb,
is God, nu en altijd.


27 Wie ver van u blijven, komen om,
wie u ontrouw zijn, verdelgt u.
28 Bij God te zijn is mijn enig verlangen,
mijn toevlucht vind ik bij God, de HEER.
Van al uw daden zal ik verhalen.