27.5.11

Een meningsverschil maakt je nog geen dwaalleraar door Willem Ouweneel

Hij is in de loop der jaren zelf vaak uitgemaakt voor dwaalleraar. 


Theoloog en schrijver Willem Ouweneel laat dit vaak langs zich heen gaan. "Wanneer je verschilt van mening is dat niet een reden om iemand een dwaalleraar te noemen. Ik reserveer zelf de term dwaalleraar voor mensen die de fundamenten van het geloof loochenen, zoals de Godheid van Christus. Een dwaalleraar is in de Bijbel niet iemand die een andere opvatting heeft dan ik.  Romeinen 14 laat zien dat je meningsverschillen kan hebben. Je moet elkaar niet verketteren, en dat verketteren gebeurt massaal. Vooral op internet is het heel makkelijk omdat iedereen daar z'n zegje kan doen. Je moet je geestelijk leven niet laten vergallen door dat soort mensen. In Nederland in het algemeen zie ik wel een positieve tendens over hoe we met elkaar omgaan." 

Binnen specifiek gemeenten is er wel ruimte om gezamenlijk actie te nemen tegen iemand die bijvoorbeeld in overspel leeft. Maar als iemand een ander een dwaalleraar noemt omdat zo iemand verschilt over de plaats van de vrouw in de gemeente, of schepping en evolutie "dan weet zo iemand niet wat hij zegt." Willem: "Als je dat doet dan ben je sektarisch bezig. Zulke mensen willen vaak alleen een club van gelijkgezinden. Ze noemen vaak heel veel mensen een dwaalleraar." Het is wat anders wanneer iemand die je liefheeft je onder vier ogen wil spreken omdat hij of zij zich zorgen maakt over je. "Van zulke gesprekken kan je altijd iets leren."



Voor alle duidelijkheid, in Romeinen 14 staat dit:



Aanvaard mensen met een zwak geloof zonder hun overtuiging te bestrijden. De een gelooft dat hij alles mag eten, maar iemand die een zwak geloof heeft eet alleen groenten. Wie alles eet mag niet neerzien op iemand die dat niet doet, en wie niet alles eet mag geen oordeel vellen over iemand die dat wel doet, want God heeft hem aanvaard. Wie bent u dat u een oordeel velt over de dienaar van een ander? Of hij wel of niet volhardt in het geloof gaat alleen zijn eigen meester aan – en hij zal volharden, want de Heer heeft de macht hem dat te laten doen. De een beschouwt bepaalde dagen als een feestdag, voor de ander zijn alle dagen gelijk. Laat iedereen zijn eigen overtuiging volgen. Wie een feestdag viert, doet dat om de Heer te eren; wie alles eet, doet dat om de Heer te eren, en hij dankt God voor zijn voedsel. Wie iets niet wil eten, laat het staan om de Heer te eren, en ook hij dankt God. Niemand van ons leeft voor zichzelf, en niemand van ons sterft voor zichzelf. Zolang wij leven, leven we voor de Heer; en wanneer wij sterven, sterven we voor de Heer. Dus of we nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer. Want Christus is gestorven en weer tot leven gekomen om te heersen over de doden en de levenden.10 Wie bent u dat u een oordeel velt over uw broeder of zuster? Wie bent u dat u neerziet op uw broeder of zuster? Wij zullen allen voor Gods rechterstoel komen te staan, 11 want er staat geschreven: ‘Zo waar ik leef – zegt de Heer –, voor mij zal elke knie zich buigen, en elke tong zal God loven.’ 12 Ieder van ons zal zich dus tegenover God moeten verantwoorden.
13 Laten we elkaar daarom niet langer veroordelen, maar neem u voor, uw broeder en zuster geen aanstoot te geven en hun niet te ergeren. 14 Omdat ik één ben met de Heer Jezus weet ik, en ben ik ervan overtuigd, dat niets op zichzelf onrein is, maar dat iets onrein is voor wie het als onrein beschouwt. 15 Als u dus uw broeder of zuster kwetst door wat u eet, handelt u niet langer overeenkomstig de liefde. Laat hen voor wie Christus gestorven is niet verloren gaan door het voedsel dat u eet.16 Breng het goede dat God u schenkt geen schade toe, 17 want het koninkrijk van God is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest. 18 Wie Christus zo dient, doet wat God wil en wordt door de mensen gerespecteerd. 19 Laten we daarom streven naar wat de vrede bevordert en naar wat opbouwend is voor elkaar.20 Breek het werk van God niet af omwille van wat u eet. Weliswaar is alle voedsel rein, maar het is verkeerd om iets te eten dat iemand aanstoot geeft. 21 Vlees, wijn of iets anders waaraan uw broeder of zuster aanstoot neemt, kunt u beter laten staan. 22 Uw overtuiging is een aangelegenheid tussen u en God. Gelukkig is wie zich niet schuldig voelt over zijn overtuiging,23 maar wie twijfelt of hij alles mag eten, is op het moment dat hij alles eet al veroordeeld. Want het komt niet voort uit geloof, en alles wat niet uit geloof voortkomt is zondig.

23.5.11

Verlies nooit je geloof - David Maasbach

Ik ben geen fan van Maasbach. Niet van Johan en ook niet van David. Nooit geweest. Maar Johan (niet Maasbach maar Menheere ☼) vroeg me dit hoofdstuk te lezen en toen ik het las, dacht ik: "Ja, dat is mooi!" En daarom wil ik het met jullie delen:

Hoofdstuk 25
IN DE BENAUWDHEID

Midden in de crisis ging ik naar ons kindertehuis in India. Terwijl ik daar op bed lag, sprak de Here tot mij door Psalm 107:6 waar steeds herhaald wordt:

“Toen  riepen zij tot de  HERE in hun benauwdheid, en Hij voerde  hen uit  hun angsten”.

Benauwdheid is een plaats waarin elke ware christen die Christus volkomen wil volgen, vroeg of laat terechtkomt. Vreemd genoeg is de plaats van benauwdheid een plaats waar God je brengen kan. In vers 25 (van Psalm 107) staat duidelijk:

"Hij sprak  en deed  een  stormwind opsteken."

Er zijn dus stormen in het leven van een kind van God die niet door  de  duivel of door de zonde  komen.  God brengt je op die plaats voor Zijn heilig doel, om je geloof te testen. Hij brengt je op die plaats totdat je leert om volledig op God te vertrouwen wat er ook gebeurt.

Bij Israël zien we dat keer op keer en ze faalden telkens weer. Denk aan de plaats genaamd Pi-Hachiroth bij de Rode Zee. God Zelf bracht hen daar en sloot Zijn volk in. De zee was voor hen, links en rechts waren bergen en Farao’s leger was achter hen. Ze konden geen kant meer op, en dat, terwijl ze de belofte hadden van het beloofde land. God ging voor hen uit met een vuurkolom des nachts en een wolkkolom des daags.  God Zelf bracht hen dus in de plaats der benauwdheid. God brengt u op de plaats der benauwdheid omdat Hij wil zien of u Hem vertrouwt, want Hij heeft in Zijn hart reeds lang maatregelen getroffen om u te helpen. Hij wist allang dat Hij een weg zou banen door de Rode Zee. Toch wacht  God vaak  tot  op het laatste moment om te zien wat wij zullen doen, of we Hem vertrouwen of niet. Hij wil zien of we ons leven in Zijn hand durven leggen, door te zeggen:

“Kom ik om, dan kom ik om, maar ik zal op God vertrouwen!”

Israël faalde keer op keer en als je faalt moet je het overdoen. Je moet  weer opnieuw door de problemen heen. Terug bij  af!

Drie dagen nadat ze door de Rode Zee waren getrokken, kwam Israël weer in de benauwdheid. Er was geen water. Ze hadden dorst in die hete woestijn. Eindelijk vonden ze water te Mara, maar ze konden het niet drinken, want het was bitter. Mozes kreeg de schuld.

“Je hebt ons hier gebracht om te sterven!” 

Maar God had allang een plan. Er stond een boom bij het water en God zou het hout van die boom gebruiken om het bittere water zoet te maken. Die boom stond daar al jaren en God wist dat Hij eenmaal die boom nodig zou hebben om Zijn volk uit de nood te redden.

Er was nog een boom waarvan God wist dat Hij dat hout nodig zou hebben. Zijn eniggeboren Zoon zou daaraan sterven om ons het leven te geven.

Weer kwam het volk in benauwdheid en weer  werd het volk boos op God en op Mozes. Weer was er geen water. Nadat ze de plaatsen Pi-Hachiroth en Mara achter zich hadden gelaten, bracht God hen bij de plaats Rafidim. Weer wachtte Hij met het geven van water om te zien wat ze zouden doen; weer faalden ze.
God wist iets wat zij niet wisten, namelijk dat ze op een onuitputtelijk reservoir  van water stonden dat 38 jaar met hen mee zou reizen om hen  in de woestijn voortdurend van water te voorzien.

God heeft een plan voor uw probleem en voor uw ellende en God is bij machte om het wonder te doen!
Israël dacht echter niet aan al die wonderen die God reeds had gedaan.

U zegt misschien:

“Als God dit of dat bepaalde wonder doet, zal ik nooit meer twijfelen”. 

Maar hoe zit het dan met  al die wonderen die God reeds in uw leven heeft gedaan? Wonderen geven u dus niet het vaste vertrouwen in God. Als je op die plaats van benauwdheid komt kun je slechts twee dingen doen: je vertrouwt op God of op de mens voor je redding.

God zegt echter:

“Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt”
(Jeremia 17:5).

"Laten wij ons vertrouwen op God stellen. Hij alleen is bij machte om in al onze behoeften naar  Zijn rijkdom heerlijk te voorzien, in Christus Jezus"
(Filippenzen 4:19).

13.5.11

Slak en schoenen in de bak a.u.b.

Spraakverwarring...

De kleinkinderen uit Canada begrijpen heel goed Nederlands, maar Vlaams soms een beetje minder. En soms vertalen ze de dingen ook wel heel letterlijk. Enkele grappige dingetjes van de afgelopen weken:

"Mag ik alsjeblieft een oranje?" (sinaasappel = orange)

Kijkend naar de stukjes bruin brood die ik aan Stian aan het voeren ben: "Het kijkt als vlees!" (It looks like meat)


En bij het ballenbad van Ikea zei de mevrouw tegen Marten: "Ge moogt uw klak en uw schoenen in de bak doen." Marten keek me verschrikt aan en ik zei: "Je pet!" "Oh, ik dacht mijn slak!"



Er was vast nog veel meer, maar daar kom ik later nog wel op :-)